Studentenarbeid, plafond opgetrokken naar 650 uur per jaar

 

Op 11 maart 2025 stemden de parlementsleden in de Commissie voor Sociale Zaken, Werk en Pensioenen voor een wet die studenten toelaat om tot 650 uur per jaar te werken. Het betreft een verhoging van het maximum aantal uren waarvoor verlaagde sociale bijdragen (ook wel ‘solidariteitsbijdrage’ genoemd) gelden die specifiek zijn voor studentencontracten. Ter herinnering: het oorspronkelijke plafond van 475 uur werd tijdelijk verhoogd tot 600 uur in 2023 en 2024. De verhoging van het quotum is nu dus structureel verankerd in de wetgeving.

 De nieuwe wet wijzigt meer bepaald artikel 17bis van het Koninklijk Besluit van 28 november 1969[1], dat bepaalt dat studenten die werken onder een studentenovereenkomst vrijgesteld zijn van het gemeenrechtelijke socialezekerheidsstelsel[2], en dit voor een maximum van 475 uur per jaar. De nieuwe wet vervangt in paragrafen 1 en 2 van artikel 17bis het getal ‘475’ door ‘650’. Dat is dus de hierboven vermelde verhoging van het maximum aantal uren. Deze bepaling treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2025.

 De nieuwe wet voert bijgevolg ook in dat studenten opnieuw onderworpen zullen zijn aan de gemeenschappelijk stelsel vanaf het 651e uur dat op jaarbasis wordt gepresteerd (wijziging van §3 van artikel 17bis, dat voorheen verwees naar het 476e uur).

 Deze wet voorziet ook in de mogelijkheid voor de Koning – en dus voor de regering – om de bepalingen betreffende het urenquotum op te heffen, aan te vullen, te wijzigen of te vervangen.

 Ten slotte wijzigt de wet artikel 141 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde het maximale netto-inkomen voor een student om ten laste te blijven van zijn ouders op te trekken tot € 3.300 (in plaats van oorspronkelijk € 1.800)[3].

 

 

Vóór 2023

In 2023 en 2024

Vanaf 1 januari 2025

Urenquotum studentenovereenkomst

475

600

650

Maximaal netto-inkomen om ten laste te blijven van de ouders.

€ 1.800

Geïndexeerd: € 3.490 voor inkomens in 2022.

€ 3.300

Geïndexeerd: € 7.010 voor inkomens in 2023, € 7.290 voor inkomens in 2024.

€ 3.300

Geïndexeerd: € 7.520 voor inkomens in 2025.

 

2                     Gegevens, feiten en cijfers

 

2.1                Evolutie van het wettelijk kader:

 Sinds de invoering van studentenarbeid, is het maximale aantal uren dat gepresteerd mag worden om de verminderde socialezekerheidsbijdrage te behouden, gestaag toegenomen. In eerste instantie werd de verhoging doorgevoerd door het onderscheid tussen de zomervakantie en de rest van het (kalender)jaar af te schaffen, en vervolgens door over te stappen op een aantal uren in plaats van dagen. De tijdelijke verhoging die werd gerechtvaardigd door de COVID-19-pandemie wordt nu uiteindelijk verankerd (en verder opgetrokken).

Jaar

Maximumaantal

Prestatie 4 u./dag

Prestatie 8 u./dag

Vóór 2005

23 dagen tijdens de zomervakantie

23 dagen – 92 uren

23 dagen – 184 uren

2005

23 dagen tijdens zomervakantie

23 dagen de rest van het jaar

46 dagen – 184 uren

46 dagen – 368 uren

2012

50 dagen tijdens het jaar

50 dagen – 200 uren

50 dagen – 400 uren

2017

475 uren tijdens het jaar

118,75 dagen

59,38 dagen

2023-2024

Tijdelijke verhoging naar 600 uren

150 dagen

75 dagen

2025

Structurele verhoging naar 650 uren

162,5 dagen

81,25 dagen

Concreet komen 650 werkuren per jaar overeen met iets meer dan 4 maanden voltijds werken (38 u. per week).

 

2.2                Cijfers in verband met studentenarbeid

 Volgens de laatste beschikbare en volledige RSZ-gegevens, steeg het aantal studentenjobs met 75% tussen 2012[4] en 2023, terwijl het aantal jobstudenten met 43% steeg. Onderstaande gegevens zijn beschikbaar voor 2023:

Aantal studenten

Aantal studentenjobs

Aantal gewerkte uren

Brutoloon (in duizenden €)

Gemiddeld brutojaarloon

Gemiddeld aantal uren per student

632.672

1.029.446

136.788.164

2.002.895,5

3.165,8

216,2

Momenten waarop studenten werken:

 

2012

2023

Studenten die alleen in de zomer werken (3e kwartaal)

37%

15%

Studenten die hele jaar door werken

12%

29%

Er is een omkering van de tendensen. In 2012 werd het merendeel van de studentarbeid gepresteerd tijdens de zomervakantie, terwijl in 2023 de meeste studenten het hele jaar door werkten (ook tijdens examenperiodes)

In 2023 werkte 17% van de jobstudenten minder dan 50 uur. 2% werkte tussen 451 en 475 uren; 9% werkte tussen 476 en 600 uren, en slechts 1% overschreed de toen geldende 600-urengrens. De meeste studenten (57%) werkten minder dan 200 uren. Het is echter opvallend dat een op de vier studenten meer dan 300 uren werkte in de loop van het jaar.

Wat betreft de sectoren waarin studenten tewerkgesteld worden, dient eerst opgemerkt te worden dat 38% van de studenten via uitzendkantoren werkt, waardoor we dus geen informatie hebben over de sector waarin ze uiteindelijk tewerkgesteld zijn. De drie sectoren met de meeste jobstudenten zijn de horeca (21%), de handel (15%) en de sociale – en gezondheidszorg (7%).

Wat de sociale ongelijkheid betreft, heeft het Observatoire de la vie étudiante (ULB) in 2024 een enquête gepubliceerd over de economische middelen van studenten. Daaruit blijkt dat 9,3% van de respondenten met een zeer gemakkelijke financiële situatie die in 2023 werkten, dit deden uit financiële noodzaak, terwijl dat percentage stijgt tot 84,5% voor respondenten in een zeer moeilijke financiële situatie[5]. Hoewel het aantal jobstudenten weinig verschilt naargelang de sociaaleconomische situatie, toont het onderzoek aan dat de motivaties daarentegen erg verschillend zijn. Meer dan 90% van de meest precaire jobstudenten verklaart immers dat ze werken uit noodzaak, terwijl een groter deel van de financieel meest bevoorrechte jobstudenten verklaart dat ze werken om wat zakgeld bij te verdienen, om hun vrije tijd in te vullen of om ervaring op te doen op de arbeidsmarkt.

Wat de impact op de studies betreft, bleek uit dezelfde enquête dat 44% van de jobstudenten in precaire situaties verklaarde dat ze meerdere keren per week lessen misten (een verschil van bijna 30% in vergelijking met jobstudenten in zeer gemakkelijke financiële situaties). Uit een andere enquête, die jaarlijks wordt uitgevoerd door Randstad[6], blijkt dat 31% van de bevraagde studenten vindt dat het studentenwerk een negatieve invloed heeft gehad op hun studieprestaties. 25% van de studenten draagt bij aan het gezinsbudget en 28% gebruikt een deel van zijn loon om de eigen studies te financieren.

37 à 38% van de studenten gaven aan dat ze hierdoor meer moesten werken. Frans onderzoek toont aan dat werken in loondienst een negatieve en significante invloed heeft op studieresultaten [...] werken tijdens de studies kan een nuttige eerste beroepservaring vormen, op voorwaarde dat het de studietijd niet te veel aantast en dat het verband houdt met de studies[7]. Een andere Franse studie uit 2017 wijst op een negatief effect van werk in loondienst voor studenten die meer dan 8 uur per week werken. Dichter bij huis, vermeldt het hierboven aangehaalde onderzoek van de ULB de volgende correlatie: de meest precaire studenten werken vaker uit noodzaak dan anderen. Van die studenten die uit noodzaak werken, zijn er echter veel meer die lessen missen omwille van hun werk, en bovendien spenderen ze er meer uren aan. Een onderzoek uit 2019 toonde aan dat het effect van studentenwerk op het welslagen van de studies negatief wordt ervaren vanaf een drempel van 15 à 18 uren per week. In 2020-2021 besteedde 56,4% van de studenten die uit noodzaak werken echter meer dan 15 uur per week aan hun werk.[8]

Tot slot vermeldt de Randstad-enquête dit: "Toekomstmogelijkheden spelen slechts een kleine rol bij het kiezen van een studentenjob: iets minder dan de helft (48%) kiest voor een studierelevante bijbaan".

3                     Standpunt van de sociale gesprekspartners

 Het ACV en het ACLVB kanten zich tegen deze verhoging van het quotum zonder een meer structurele hervorming van het statuut van jobstudent. Hun argumenten betreffen de concurrentie tussen goedkope ‘studenten’ en werknemers, alsook de impact van de verhoging op de schoolcarrière van studenten omdat ze aangespoord worden om steeds meer te werken. De sociale ongelijkheid die voortvloeit uit de huidige regelgeving, zowel tijdens de studies als bij het betreden van de arbeidsmarkt, wordt eveneens aan de kaak gesteld.

 Het hoeft niet te verbazen dat meerdere werkgeversorganisaties positief gereageerd hebben op de aankondiging van de verhoging van het maximum aantal uren met verlaagde sociale bijdragen.

 De Fédération des étudiants francophones (FEF - Federatie van Franstalige studenten) verklaart tegen deze verhoging gekant te zijn. Ze veroordeelt een maatschappijmodel met twee snelheden waarbij studenten verplicht worden te werken om hun studies te financieren. De FEF stelt dat een te zware werklast de studies negatief beïnvloedt, vooral bij studenten in precaire situaties.

 

4                     Syndicale analyse

 Deze verhoging van het urenquotum komt volgens de parlementsleden die het voorstel indienden tegemoet aan de wens van de representatieve studenten- en werkgeversorganisaties. Door studenten toe te laten om meer te werken, kunnen de personeelsbehoeften worden ingevuld en krijgen jongeren de kans om werkervaring op te doen.

 Enerzijds spreken de hierboven vermelde cijfers en feiten deze beweringen tegen. De statistieken bewijzen namelijk dat maar weinig studenten gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om meer dan 475 uur te werken en bepaalde studentenorganisaties betwisten het nut van de maatregel. De werkervaring die studenten opdoen, houdt over het algemeen geen verband met hun studie en is niet altijd een troef voor het welslagen ervan (integendeel zelfs). Het argument van de werkervaring wordt dus ten onrechte aangevoerd.

 Anderzijds brengt deze verhoging van het maximum aantal uren meerdere risico’s met zich mee:

 De verhoging van het aantal uren dat studenten mogen werken en de geleidelijke flexibilisering van het statuut (omzetting van dagen in uren) houdt een groot risico in op concurrentie tussen studenten en gewone werknemers. De verlaagde sociale bijdragen voor studentencontracten en de flexibiliteit ervan (mogelijkheid om de arbeidstijd op te splitsen om studenten slechts een paar uur per dag in te zetten) zijn immers stimulansen om gewone werknemers door studenten te vervangen. Het is makkelijk denkbaar dat een werkgever ervoor kiest om slechts een paar vaste werknemers in dienst te houden en de personeelsbehoeften verder in te vullen met jobstudenten. 

 Met de verhoging van het quotum wordt het inkomstenderving voor de sociale zekerheid zorgwekkend[9]. Daarbij komt dat studenten zich niet kunnen beroepen op alle rechten die de andere werknemers beschermen (er volgt een nota met meer details over het verband tussen studentenarbeid en de sociale zekerheid).

De verhoging verscherpt de sociaaleconomische ongelijkheid en creëert een systeem met twee snelheden, waarbij studenten uit kansarme milieus verplicht zijn te werken om hun studies te betalen (met een negatieve impact op hun schoolcarrière), terwijl studenten uit gegoede gezinnen een studentenjob kunnen doen om hun vrijetijdsbesteding te financieren en tegelijkertijd hun studies succesvol kunnen verderzetten. Het is eveneens belangrijk om rekening te houden met een ander gevolg voor studenten die intensief werken, namelijk de gemiste kansen om in hun vrije tijd ervaringen en soft skills op te doen en contacten te leggen die nuttig kunnen zijn voor hun inschakeling op de arbeidsmarkt.

Tot slot moet vermeld worden dat deze maatregel één van de vele maatregelen is die een impact zullen hebben op jongeren en studenten (inzonderheid de verlaging van de leeftijdsgrens voor studentenarbeid naar 15 jaar, de hervorming van de inschakelings- en werkloosheidsuitkeringen en de verstrenging van de toelaatbaarheidsvoorwaarden voor de steun van het OCMW.) 

5                     Conclusie

 De parlementsleden die deze verhoging steunen beschuldigden de tegenstanders van het wetsontwerp in de commissie ervan dat zij de studenten – die dat wensen – willen verhinderen om te werken om meer comfort en beroepservaring op te doen. Deze beschuldiging is uiteraard ongegrond. We kunnen akkoord gaan met een studentenstatuut dat toelaat om een bijbaan te doen. Dat is echter niet het opzet van de wet (het betreft eerder een deeltijdse job dan een bijbaan).

De gestemde wet houdt grote risico’s in voor de bescherming van zowel de jobstudent als de gewone werknemer.



[1] Koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

[2] Stelsel ingesteld bij de wet van 27 juni 1969 tot herziening van besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

[3] Niet-geïndexeerd bedrag. Ter informatie: voor het aanslagjaar 2025 zou het geïndexeerde bedrag € 7.520 moeten zijn

[4] 2012 is het startjaar voor de statistieken van de RSZ.

[7] Body, K. M. D. (2014). A micro-econometric study of the impact of student salaried work on university success (Doctoral dissertation, Poitiers).

[9] De ABVV-jongeren hebben vorig jaar berekend dat gewone sociale bijdragen op de loonmassa van de studentenarbeid in 2022 412,9 miljoen euro inkomsten meer zouden genereerd hebben dan de solidariteitsbijdrage.


Ontdek onze andere podcasts

Meest Recente Posts

Schrijf u hier in en ontvang steeds als eerste ons laatste nieuws per mail

In de kijker

Wordt ook lid van het BBTK

Werk vormt een belangrijk onderdeel van je leven. Een goede bescherming is dan niet overbodig. En dat is precies wat de BBTK doet: We helpen en verdedigen al onze leden. Vul in en sluit je aan!