De automatische loonindexering wat is dit nu juist? Hieronder kan u de meest gestelde vragen hieromtrent terugvinden.
België kent een systeem van automatische loonindexering. Hierbij worden de lonen van het overgrote deel van de werknemers in de privésector, de lonen van het overheidspersoneel en de sociale uitkeringen en pensioenen aangepast aan de evolutie van de consumptieprijzen. Die consumptieprijzen worden gemeten aan de hand van een 'korf' van producten.
De lonen en uitkeringen worden gekoppeld aan een gecorrigeerde consumptieprijsindex, met name de gezondheidsindex. Dit is een referentie-index waarbij geen rekening wordt gehouden met tabaksproducten, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel. Bovendien wordt van deze gezondheidsindex een viermaandelijks gemiddelde genomen, om scherpe maandelijkse schommelingen af te vlakken. Inflatie wordt dus niet één op één in de loonvorming opgenomen.
De lonen en uitkeringen worden niet allemaal op hetzelfde moment en op dezelfde manier geïndexeerd. Zo bestaat er een onderscheid tussen de private en de openbare sector:
• In de private sector wordt het systeem van automatische indexering vastgelegd via sociaal overleg in collectieve arbeidsovereenkomsten. De sociale partners bepalen op sectorniveau in alle vrijheid het ritme (per kwartaal, jaarlijkse, …) en de manier van indexering, maar dit gebeurt steeds met de gezondheidsindex als referentie. Voor het overgrote deel wordt de private sector op deze manier gedekt. Slechts twee procent van de werknemers in de private sector heeft (nog) geen automatische indexering op sectorniveau.
• In de openbare sector (en dus ook de uitkeringen) is het indexeringsmechanisme bij wet vastgelegd. Dit mechanisme heeft betrekking op de lonen van het overheidspersoneel enerzijds en de sociale uitkeringen en pensioenen anderzijds. Er wordt gebruik gemaakt van een ‘spilindex’. Dit is een indexcijfer dat steeds 2% hoger ligt dan de voorgaande spilindex, wat betekent dat lonen, sociale uitkeringen en pensioenen per schijf van 2% worden aangepast. Bij de sociale uitkeringen gebeurt dit één maand na overschrijding van de spilindex, bij de wedden van overheidspersoneel 2 maanden na overschrijding
Enerzijds zijn de sociale partners volledig autonoom om de indexformules op sectoraal niveau te onderhandelen. Die worden vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst.
Anderzijds controleren zij de berekening van de inflatiecijfers en de gezondheidsindex in de zogenaamde ‘indexcommissie’ op interprofessioneel niveau. De indexcommissie beslist welke producten in de indexkorf worden opgenomen
De automatische loonindexering is vanuit diverse invalshoeken essentieel. In de eerste plaats voor werknemers en sociaal verzekerden.
• Dankzij de automatische loonindexering heeft iedereen de garantie dat de koopkracht wordt gegarandeerd en dat bij benadering eenzelfde consumptieniveau kan worden aangehouden, zelfs wanneer de prijzen van producten en diensten stijgen. Dit is een belangrijke vorm van stabiliteit en zekerheid voor elke Belg, actief of inactief. Dit systeem is echter niet 100% sluitend, aangezien producten die scherp in prijs durven schommelen (bv. benzine) niet in de referentie-index, de gezondheidsindex, zijn opgenomen. De koopkracht zal in België in 2022 licht dalen (0,1%), maar vergeleken met Nederland (-6,8%) of Duitsland (-4,2%) houdt de
koopkracht van de Belgische gezinnen door automatische indexering beter stand.
• In tijden van economische laagconjunctuur of zelfs economische crisis vormt de automatische loonindexering, samen met de sterke sociale zekerheid en ons systeem van tijdelijke werkloosheid, een belangrijke stabilisator voor de economie. De scherpe heropleving van de Belgische economie na de coronacrisis is in belangrijke mate toe te schrijven aan de instandhouding van de koopkracht en het consumptievertrouwen van de Belgische gezinnen. Zonder automatische indexering zouden die op een laag pitje staan.
• De automatische loonindexering zorgt daarnaast voor stabiliteit en zekerheid voor alle betrokken partijen. In de eerste plaats voor de ondernemingen, die in belangrijke mate kunnen anticiperen op de gestage toename van de loonkosten. De vakbonden zullen hun looneisen aanpassen, aangezien de aanpassing aan de levensduurte al in zekere mate verzekerd is. Het valt te verwachten dat in landen waar de inflatieaanpassing in de lonen onderhandeld moet worden, er een grotere onzekerheid ontstaat en meer risico bestaat op sociale onrust tijdens loononderhandelingen.
• Indien in alle sectoren en ondernemingen apart onderhandeld zou moeten worden over de aanpassing van de lonen aan de inflatie, dan zouden werknemers in bepaalde ‘zwakkere’ sectoren of ondernemingen worden benadeeld. Zij zouden amper of geen loonaanpassing gebaseerd op inflatie krijgen. De automatische indexering zorgt ervoor dat deze aanpassing wel gebeurt en er een solidariteit ontstaat ten gunste van de zwakkere sectoren en ondernemingen. Op het einde van de rit zal hierdoor ieders koopkracht beschermd worden, wat op langere termijn de duurzaamste vorm van inkomensbescherming is.
De automatische indexering heeft een centrale plek in het Belgische sociaal overleg. Tot voor kort werd die visie ook breed gedeeld door de werkgevers omwille van meer stabiliteit in het sociaal overleg en een garantie op stabiele koopkracht en dus binnenlandse vraag. Hoewel het systeem vanuit conservatieve hoek en werkgeversorganisaties geregeld onder vuur wordt genomen en er in het verleden ‘indexsprongen’ – waarbij een indexering eenmalig (maar wel met blijvend, gecumuleerd koopkrachtverlies) wordt overgeslagen – werden toegepast, zijn de vakbonden erin geslaagd om een globale verarming te voorkomen.
Inflatie en productiviteit vormen voor alle landen een belangrijke indicator in de loononderhandelingen. In België wordt de component ‘inflatie’ grotendeels afgedekt door de automatische indexering. Alle vakbonden, in eender welk land, nemen inflatie als leidraad in hun loononderhandelingen. Op termijn is er dus geen fundamenteel verschil tussen de loonevolutie in België met die in de buurlanden. Het enige verschil is dat Belgische werknemers en uitkeringsgerechtigden geen maanden of jaren moeten wachten om de aanpassing van hun loon aan de gestegen levensduurte te zien.
De andere loonaanpassing, op basis van productiviteit, wordt in België in principe via een onderhandeling tussen werkgevers en vakbonden geregeld, eerst op interprofessioneel (intersectoraal) niveau, daarna op het niveau van sectoren en ondernemingen. Deze onderhandeling is zeer strikt omkaderd via een wet, een loonmatigingswet die we als vakbonden al enkele jaren bestrijden, omdat ze de loonvorming – bovenop de eventuele indexering – in een strak keurslijf houdt. In de praktijk wordt op intersectoraal niveau een dwingende loonmarge vastgelegd, die kunstmatig laag wordt gehouden door allerlei
technische ingrepen (dus geen vrije onderhandelingen). Hierna volgen cao-afspraken op sectoraal en bedrijfsvlak die het intersectoraal kader moeten respecteren.
De lonen stijgen momenteel in België minder snel dan in de buurlanden, ondanks de automatische loonindexering. Sinds 1996 waren eind 2021 de Belgische lonen volgens de OESO trager gestegen dan in de buurlanden. De indexering zal dat verschil wellicht verkleinen, maar er is dus ruimte.
Verschillende eigenschappen van het Belgische systeem zorgen ervoor dat dergelijke effecten niet kunnen optreden:
• Het moment en de manier waarop de lonen worden geïndexeerd verschilt van sector tot sector en is daardoor sterk gespreid in de tijd. Dit voorkomt een zogenaamde systeemschok die de loonkosten voor alle ondernemingen tegelijk verhoogt.
• De indexering gebeurt op basis van de afgevlakte gezondheidsindex. Dit betekent dat er gebruik wordt gemaakt van het gemiddelde cijfer van de laatste vier maanden, waardoor plotse prijsstijgingen tijdens een bepaalde maand worden afgevlakt.
• Doordat olieproducten uitgesloten worden in de gezondheidsindex, net als tabak en alcoholische dranken, is de index bestand tegen eventuele plotse schommelingen van de olieprijs.
Sommige sectoren, ondernemingen of zelfstandigen zullen de gestegen kosten (energie, grondstoffen) moeilijker kunnen dragen. Voor deze sectoren en ondernemingen kunnen gerichte steunmaatregelen overwogen worden. De meeste bedrijven hebben de afgelopen jaren echter belangrijke buffers opgebouwd, zij kunnen de automatische loonindexering best verteren.
Bedrijven verhoogden hun winstmarges tijdens de coronacrisis stelselmatig tot het hoogste niveau ooit (zie figuur). Dit blijkt het geval te zijn in verschillende Europese landen (al zijn de winstmarges in België sterker toegenomen dan bij onze buurlanden).
In de nasleep van de coronacrisis verhoogden tal van bedrijven hun prijzen, bovenop gestegen inputkosten of lonen. De winstmarges stegen daardoor fors. Maar die prijsverhogingen hadden uiteraard ook een belangrijk verhogend effect op de inflatie.
Volgens de Nationale Bank van België hebben veel bedrijven voldoende buffers om deze periode van hoge inflatie en stijgende kosten te overbruggen. Veel bedrijven maken (maakten) echter de keuze om hun winstmarges te verhogen en rekenen de kostenverhogingen door aan de consument. Op die manier bestendigen ze de inflatie.
vragen? contacteer ons!