De regels rond het vertrekvakantiegeld bij bedienden is veranderd. De werknemer ontvangt nog steeds van de vorige werkgever vertrekvakantiegeld en een vakantieattest met vermelding van zijn vakantierechten. Echter de berekeningswijze bij de nieuwe werkgever wordt aangepast. Vroeger moest de nieuwe werkgever het vertrekvakantiegeld éénmalig verrekenen als de bediende zijn hoofdvakantie opnam.
Nu is de regel dat als de bediende een hoger loon heeft bij de nieuwe werkgever dan zal de werkgever telkens bij het opnemen van vakantiedagen een berekening moeten doen om het vertrekvakantiegeld voor deze dagen nog aan te vullen tot het enkel vakantiegeld waarop de werknemer recht heeft.
Hieronder maken we het duidelijk aan de hand van een voorbeeld:
- Vakantieattest 2020 (volledig jaar)
- enkel vakantiegeld € 1917,50
- dit komt neer op € 1917,50 / 20 dagen = € 95,875 per vakantiedag
- Vakantie 2021, bij opname van bijvoorbeeld 5 dagen in april 2021
- maandloon bij nieuwe werkgever € 3000 / maand
- enkel vakantiegeld:
- looncode 12: 5 dagen / 20 dagen x € 1917,50 = € 479,38
- looncode 1: (5 dagen / 22 dagen x € 3000) - € 479,38 = € 202,44
- gewone dagen voor de maand april:
- looncode 1: 17 dagen / 22 dagen x € 3000 = € 2318,18
Concreet betekent dit dat de bediende reeds € 479,38 ontvangen heeft van de vorige werkgever als enkel vakantiegeld. Aangezien zijn loon nu hoger is bij de nieuwe werkgever, dient de werkgever het verschil van € 202,44 nog bij te betalen.
Daarnaast krijgt de werknemer nog zijn loon voor de resterende dagen in april die hij gewerkt heeft, dit komt dan neer op € 2318,18.
In totaal krijgt de bediende hierdoor voor de maand april een loon van € € 2520,62.